Volledige aanklacht m.b.t. erfopvolging!

Het opmerkelijke Achterhoekse en tragische verhaal over Freule van Dorth en haar executie;

http://nl.wikipedia.org/wiki/Freule_van_Dorth

AANKLACHT 14 APRIL 2010 MET BETREKKING TOT HET SYSTEEM VAN ERFOPVOLGING STAATSHOOFD

Onderstaande aanklacht is op 14 april 2010 ingediend op het politiebureau in Lichtenvoorde. Juridisch is het zelfs zo, dat iedere Nederlander, die op de hoogte is van dit misdrijf hoogverraad, net als bijvoorbeeld bij moord, accuut naar de politie of justitie MOET om aangifte hiervan te doen. Doet men dit niet is men in principe strafrechterlijk vervolgbaar volgens het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht. Thans is deze aangifte geseponeerd (???) door het O.M. en is er een artikel 12 strafvorderingsprocedure gestart, die al sinds medio maart / april 2011 bij het gerechtshof Arnhem in behandeling is, waarna drie rechters zullen beslissen of er juridisch strafvervolging moet worden ingesteld, zoals bijvoorbeeld ook in de procedure tegen PVV-lijsttrekker Geert Wilders voor groepsbelediging o.a. destijds…
 
Sinds de DNA-Wet voor verdachten is ingevoerd, zijn personen, die verdacht worden van een misdrijf, waarop meer dan 4 jaren gevangenisstraf staat, verplicht hun DNA af te staan om dit strafrechterlijk grondig te kunnen onderzoeken. Dit geldt eveneens voor overleden personen, die bijvoorbeeld pretenderen DNA-technisch familie in de 1e graad te zijn en derhalve de Grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft hebben opgeeist. Op de artikelen betreffende hoogverraad (art. 92 t/m art. 107a van het Wetboek van Strafrecht) staat over het algemeen dertig jaar gevangenisstraf tot levenslang als maximum…
 
De aanklacht is ingediend om de aandacht te vestigen op een aantal belangrijke en urgente zaken, waarvan de huidige crisis en het bankenbezit en creatie van fiducair geld het belangrijkste is…
 
AANKLACHT 14 APRIL 2010 INGEDIEND BIJ POLITIE LICHTENVOORDE
 
Ik doe aangifte van diefstal (Wetboek van Strafrecht artikel 310), hoogverraad (Misdrijven tegen de veiligheid van de Staat, Wetboek van Strafrecht artikel 92-107a) en oplichting (Wetboek van Strafrecht, artikel 326) door de volgende daders:
 
• Beatrix Wilhelmina Armgard von Amsberg — Zur Lippe Biesterfeld (geboortedatum: 31-1-1938 / geboorteplaats: Baarn)
 
• Willem Alexander Claus George Ferdinand von Amsberg (geboortedatum: 27-4-1967 / geboorteplaats: Utrecht)
 
• Maxima von Amsberg — Zorreguieta (geboortedatum: 17-5-1971 / geboorteplaats: Buenos Aires)
 
Bij deze wil ik de Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis ter discussie stellen. Bij deze wil ik de leden van het Koninklijk Huis beschuldigen van het onrechtmatig, onwetmatig en bovenal op onrechtvaardige (criminele) wijze verkrijgen, behouden en uitbreiden van macht, rijkdom en status door middel van grove schending(en) van de burger- en mensenrechten.
 
De volgende drie hoofdargumenten, criminele, valse en onrechtmatige daden en gebeurtenissen zijn hierbij van belang:
 
1. Koningin Wilhelmina (geboortedatum: 31 augustus 1880 / geboorteplaats: Den Haag) is of was niet de dochter van Koning Willem III, maar van de heer S.M.S. de Ranitz en daarmee niet de rechtmatige erfelijke troonopvolg(st)er volgens de wetten van Koning Willem I en/of de Nederlandse Grondwet van 1848 (Thorbecke).
 
2. Koning Willem I heeft zichzelf onrechtmatig, onrechtvaardig en op criminele wijze uitgeroepen tot absoluut soeverein vorst (koning = dictator) in strijd met de soevereiniteit van de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden, bekrachtigd door de (inter)nationale verdragen; Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring) van 26 juli 1581, het Eeuwig Edict (12 februari 1577), de Unie van Utrecht (23 januari 1579), de Justificatie of Deductie van 1587, de Vrede van Münster (15 mei 1648) en het Eeuwig Edict van 1667.
 
3. Het hoogverraad door Bernhard Zur Lippe-Biesterfeld van de Duitse democratische rechtstaat (Nacht Zur Lange Messen) en bovenal het hoogverraad van Bernhard Zur Lippe-Biesterfeld en de koninklijke leden van de Hoge Raad van Adel (Koningin Juliana & Koningin Wilhelmina) voor aanvang van en tijdens de Tweede Wereldoorlog van de Nederlandse Staat en de Nederlandse strijdkrachten en het verzet der L.O./L.K.P.
 
Eveneens is er hier duidelijk sprake van een voortdurend delict, namelijk een strafbaarstelling van een verboden toestand volgens de Nederlandse Grondwet van 1848, de Nederlandse Grondwet van 1983 en de Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring) van 26 juli 1581. Artikel 42 van de Nederlandse Grondwet betreffende de onschendbaarheid van de Koning is derhalve niet van toepassing sinds het overlijden van Koning Willem III en zelfs in strijd met de eerste tien artikelen van de Nederlandse Grondwet.
 
Naar mijn mening is de Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis op onrechtmatige en dus criminele wijze ingevoerd. Op welke rechtvaardige, historische en/of rechtmatige gronden kon Koning Willem I immers een absolute monarchie het Koninkrijk der Nederlanden ten faveure van hemzelf en zijn familie uitroepen?
 
Op 2 december 1813 heeft Koning Willem I zichzelf tot absoluut soeverein vorst (dictator) van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden uitgeroepen. Dit is in strijd met de historische wetten en de Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring) van 26 juli 1581 van de stadhouder Willem van Oranje-Nassau en de soevereine Staten-Generaal van de Republiek der (Zeven) Verenigde Nederlanden, bekrachtigd door het internationale verdrag de Vrede van Münster (15 mei 1648) tussen de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden en Spanje, waarbij de Nederlandse Staat(en) onafhankelijk en soeverein werd verklaard.
 
Op 30 november 1813 zette Koning Willem I na achttien jaar weer voet op de Nederlandse bodem vanaf een Engels fregat. In Londen was hij per brief uitgenodigd om als “soeverein vorst” de regering op zich te nemen. De brief was afkomstig van het driemanschap van 1813 (de Haagse notabelen Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum), maar feitelijk was dit slechts het excuus voor de staatsgreep, die door de Engelse geheime dienst in opdracht van de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Castlereagh werd uitgevoerd.
 
Op 23 mei 1802 sluiten Frankrijk en Pruisen een verdrag, waarbij het vorstendom Fulda en een aantal andere gebieden aan voormalig stadhouder Willem V wordt toebedeeld. In december 1801 schreef Willem V de brieven van buitenplaats Oranienstein, waarin hij de Bataafse Republiek als wettig erkende. Hiermee deed hij afstand van al zijn rechten als erfstadhouder en voldeed de stadhouder aan de door Napoleon Bonaparte gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een schadeloosstelling. De erfprins Willem Frederik (Koning Willem I) en voormalig stadhouder Willem V aanvaardde van Napoleon de soevereiniteit over vorstendom Fulda als schadeloosstelling voor de in 1795 toegepaste verbeurdverklaringen in de Nederlanden.
 
De Franse Revolutie is begonnen met het verzet op 5 mei 1789 van de Derde Kamer van de Franse Volksvertegenwoordiging en had uitdrukkelijk niet het doel tot een hernieuwde dictatuur van de adel. Koning Willem I heeft alleen al hoogverraad gepleegd door samenwerking met Napoleon Bonaparte en de acceptatie van het vorstendom Fulda en gebieden als schadeloosstelling.
 
De Franse Revolutie was daarbij een politieke omwenteling in het laatste decennium van de 18e eeuw waarbij de Franse monarchie werd vervangen door een republiek. De macht en de privileges van adel en geestelijkheid werden teruggedrongen ten gunste van de geletterde burgerij. Als beginpunt geldt juni 1789, toen na meer dan 175 jaar de Staten-Generaal bijeen werden geroepen en op 14 juli de staatsgevangenis van Parijs, de Bastille, werd bestormd. Als einde van de revolutie beschouwt men de staatsgreep op de ’18e Brumaire’ in 1799 van Napoleon Bonaparte.
 
De Bataafse Republiek werd na de Bataafse Revolutie uitgeroepen op 19 januari 1795, één dag nadat stadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht. Het grondgebied was gelijk aan dat van de gewesten van de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
 
De omwenteling van 1795 was in feite een herhaling van de omwenteling van de Patriotten, die in 1787 met behulp van een Pruisisch interventieleger was onderdrukt. Veel leiders van de Bataafse Republiek waren Patriottische politici, die in 1787 naar Frankrijk waren uitgeweken. Nu kregen zij, met Franse steun, de kans om alsnog hun idealen te verwezenlijken. In tegenstelling tot Frankrijk kreeg de nieuwe Republiek geen terreurregime of schrikbewind. In de Republiek stonden democratische principes hoog in het vaandel. De Nationale Vergadering, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging, kwam op 1 maart 1796 voor de eerste maal in zitting bijeen.
 
In tegenstelling tot Frankrijk, waar de Franse Revolutie snel radicaliseerde en de guillotine overuren draaide, werden de revolutionaire veranderingen in de Bataafse Republiek relatief vreedzaam doorgevoerd. Het land was al tweehonderd jaar een republiek, en had dan ook maar weinig tegenstribbelende edelen die anders misschien ‘ingekort’ moesten worden.
 
Een klein deel van de Nederlandse adel gaat terug op middeleeuws adeldom, de zogenaamde bloed- of zwaardadel. Een voorbeeld van Noblesse d’épee (zwaardadel) zijn de grafelijke geslachten Van Rechteren en Bentinck, tevens de enige geslachten opgenomen in de Almanach de Gotha. De Almanach de Gotha is een almanak van adellijke geslachten die voor het eerst verscheen in 1763. In 1795 werden onder invloed van de denkbeelden van de Franse revolutie in de Nederlanden de standen en daarmee de adel afgeschaft.

Koning Willem I stelde onrechtmatig, onrechtvaardig en op criminele wijze bij soeverein besluit (24 juni 1814 nr. 10) de Hoge Raad van Adel (Collegie van Heraldiek) in. In de Grondwet werd vastgelegd dat adeldom zou worden verleend door de Koning Willem I. Bij soeverein besluit (13 februari 1815, nr 60) werd bepaald op welke manieren adeldom verleend zou kunnen worden en enkele jaren later uitsluitend door erkenning, inlijving of verheffing. De term erkenning heeft betrekking op inheemse adel van vóór 1795, inlijving op oorspronkelijk buitenlandse adel, terwijl met verheffing geheel nieuwe adel werd gecreëerd.
 
De constitutie van 1814 onder leiding van Van Hogendorp voor een nieuwe Grondwet liet de absolute macht aan de Koning Willem I. Deze absolute soevereine macht had Koning Willem I min of meer opgedrongen aan en geëist van het driemanschap onder leiding van Van Hogendorp, dat zichzelf het Voorlopig Bewind noemde, als voorwaarde om naar Nederland terug te keren als vorst. Het bestuur over de financiën, buitenlandse betrekkingen, het land, de koloniën en de vloot kwam op die chantabele wijze allemaal in de portefeuille van de absoluut soeverein vorst. Men sprak van “restauratie”, maar in werkelijkheid werd een aantal waardevolle vernieuwingen die in de Franse tijd waren doorgevoerd, ongedaan gemaakt.
 
Zeshonderd zorgvuldig geselecteerde en “benoemde notabelen” kregen in maart 1814 een oproep over het ontwerp van de nieuwe grondwet hun stem uit te brengen. Eerder had de vorst (dictator) zelf op 14 februari al 600 personen aangewezen om deel uit te maken van een Grote Vergadering van Notabelen. Deze vergadering moest zich op 29 maart in de Nieuwe Kerk te Amsterdam uitspreken over de ontwerp-Grondwet. Van de 600 uitverkorenen verschenen er 474. Sommigen bleven weg vanwege persoonlijke omstandigheden of ziekte (liefst 60 personen), terwijl drie benoemden al overleden waren. Een enkeling had geen vertrouwen dat vrijelijk over het ontwerp gesproken kon worden, en vreesde alleen ‘ja’ of ‘nee’ te mogen zeggen. Het ontwerp werd met 448 tegen 26 stemmen aangenomen. Enkele katholieken vreesden overheersing door de Hervormden en wezen het ontwerp af. Een dag later werd Willem door de vergadering van notabelen ingehuldigd als soeverein vorst.
 
In de laatste maanden van 1814 en de eerste van 1815 werd de eenwording van de Nederlanden met België en Luxemburg in Wenen besproken tijdens het beroemd geworden congres van de Europese leiders. De Conferentie van Wenen werd abrupt afgebroken na het bericht, dat Napoleon Bonaparte van het eilandje Elba was ontsnapt. Op 18 juni 1815 lagen de legers rondom Waterloo en Napoleon Bonaparte had haast, want zolang de Pruisen niet waren gearriveerd, had hij alleen de westelijke geallieerden tegenover zich staan. Nog voordat deze slag bij Waterloo plaatsvond, had Koning Willem I (dictator) zich al vast uitgeroepen tot koning over het grote Nederland: België en Luxemburg incluis, een daad die later door de Europese staatshoofden werd bekrachtigd.

De inhuldiging van Koning Willem I in Brussel was geen feestelijke gebeurtenis. De verschillen tussen beide landen waren groot. Dat bleek wel tijdens de stemming over de nieuwe grondwet, die na de eenwording noodzakelijk werd. De beide kamers van de Staten-Generaal, waarvan alle leden benoemd door Koning Willem I, keurden het ontwerp unaniem goed.
 
Anders ging dat in België, waar het grondwetsvoorstel bij gebrek aan een parlement werd voorgelegd aan 1604 notabelen. Van hen brachten 1323 personen inderdaad een stem uit: 527 waren voorstander en 796 stemden tegen. Een duidelijke meerderheid wees het grondwetsontwerp dus af.

Koning Willem I (dictator) bedacht een sluwe valse oplossing voor de patstelling, die nu was ontstaan. Koning Willem I bestudeerde de tegenstemmen en ontdekte dat 126 stemmers als belangrijkste bezwaar de bepalingen over de godsdienst hadden genoemd. Deze 126 tegenstemmers werden ineens geacht door deze bepalingen voorgestemd te hebben en diegenen, die geen stem hadden uitgebracht, werden opeens ook bij de voorstemmers meegeteld. Op deze wijze werd een ruime meerderheid, die het grondwet – ontwerp afwees opeens een door de dictator gecreëerde meerderheid voor het grondwet — ontwerp.
 
Vanaf 1813 voerde Willem Frederik van Nassau-Dietz (valselijk Oranje-Nassau) de titel van absoluut soeverein vorst over de Nederlandse Staat. Deze Willem Frederik van Nassau-Dietz (24 augustus 1772-12 december 1843) stamt af via zijn voorvaderen van uiteindelijk Ernst Casimir (22 december 1573 — 2 juni 1632), graaf van Nassau-Dietz. De vader van Ernst Casimir, graaf van Nassau-Dietz is Jan VI van Nassau-Dillenburg (22 november 1535 — 8 oktober 1606).
 
Deze Jan VI van Nassau-Dillenburg verliet de Nederlanden in 1580 nota bene omdat hij zich niet kon vinden in de Fransgezinde politiek van zijn broer Willem van Oranje-Nassau. Stadhouder Willem van Oranje-Nassau en Jan VI van Nassau-Dillenburg hadden diepgaande religieuze en politieke meningsverschillen. Daarmee stammen Koning Willem I, Koning Willem II en Koning Willem III zeker niet af van rebellenleider Willem van Oranje-Nassau. Het elfde kind van Jan VI van Nassau-Dillenburg, de broer van stadhouder Willem van Oranje-Nassau was Ernst Casimir, graaf van Nassau-Dietz.
 
Koning Willem I kan dan ook beschouwd worden als een verlicht despoot. Despotisme is een regeringsvorm, waarbij één persoon of een kleine groep personen absolute macht heeft, die naar willekeur kan worden toegepast. Het gaat hierbij dus om een autocratie, oligarchie, tirannie of dictatuur. Er is geen mogelijkheid voor discussie, er is geen volksvertegenwoordiging en er zijn geen politieke partijen. Kritiek en verzet wordt afgestraft. Een verwante term is het verlichte despotisme. De oorsprong van deze staatsvorm ligt in de Verlichting, een politiek-filosofische vorm in de 18e Eeuw.
 
Bij het verlicht despotisme voerden absolute monarchen sociaal politieke hervormingen door in hun rijken, dus was er sprake van een totalitaire dictatuur. Deze totalitaire dictatuur heeft een ondemocratisch karakter, waarbij er geen of onvoldoende scheiding is van de machten: de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de uitvoerende macht.
 
In de meeste dictaturen is er sprake van systematische onderdrukking van tegenstanders van de dictator en andere andersdenkenden, bijvoorbeeld door ze gevangen te nemen of zelfs te vermoorden. Een onafhankelijke rechtspraak waarop men een beroep kan doen is misschien in de theorie nog aanwezig, maar in de praktijk is deze uitgeschakeld en ondergeschikt aan de wil van de dictator. Vaak komen dictaturen tot stand door een (militaire) staatsgreep of een burgeroorlog.
 
Koningin Wilhelmina stamt echter niet af van Koning Willem III en dus ook niet van Koning Willem I, zoals in de Nederlandse Grondwet voor erfopvolging van de troon vermeld staat. Koningin Wilhelmina is een dochter van Emma van Waldeck-Pyrmont en S.M.S. de Ranitz. Het huwelijk tussen Koning Willem III en Emma van Waldeck-Pyrmont is onder valse voorwendselen gesloten om voort te borduren op de valse beloning van het instellen van een dictatorschap door Koning Willem I en consorten.

 Ik stel dat de Koninklijke familie onwettig c.q. onrechtmatig haar rol vervult in de Nederlandse samenleving. Tevens stel ik dat zij onrechtmatig gelden uit de Nederlandse staatskas ontvangen. Uit feiten is mij bekend, dat de huidige koninklijke familie niet de rechtmatige troonopvolgers zijn. Naar mijn mening is dit middels een dna – onderzoek aan te tonen en onomstotelijk overtuigend te bewijzen. Ik vind dit diefstal, hoogverraad en oplichting en doe derhalve aangifte.
 
Daarbij is voor mij de spreekwoordelijke druppel, die de emmer doet overlopen, het hoogverraad van de Nederlandse en Binnenlandse Strijdkrachten en dus wederom onder meer mijzelf en mijn familie voor aanvang van de Tweede Wereldoorlog voor de Nederlandse natie door Bernhard Zur Lippe-Biesterfeld. Bij beide families waren vele familieleden (minimaal circa twintig van de families Zur Lippe-Biesterfeld / van Waldeck-Pyrmont) actief en zeer fanatiek betrokken bij het Nazi-regime en bekleden hoge functies bij de SS en andere soortgelijke organisaties tot het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Bij deze wil ik een aanklacht indienen en Prins Bernhard beschuldigen van actief hoogverraad van de Nederlandse Strijdkrachten en landverraad (Wetboek van Strafrecht artikel 92-107a).

In deze aanklacht wil ik de Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis ter discussie stellen. Bij deze wil ik de leden van het Koninklijk Huis beschuldigen van onrechtmatig en bovenal op onrechtvaardige (criminele) wijze verkrijgen, behouden en vergroten van macht, rijkdom en status.

Willem van Oranje en de Staten-Generaal hebben op verschillende wijze, onder meer met de Justificatie of Deductie, de soevereiniteit uitgeroepen van een democratische rechtstaat, de Staten, de Republiek der (Zeven) Verenigde Nederlanden (Verenigde Provinciën).

Daarbij is Koning Willem I op geen enkele wijze familie of nazaat van Willem van Oranje en kon dientengevolge op geen enkele rechtmatige, historische of rechtvaardige wijze aanspraak maken als machthebber van Nederland en in feite een dictatuur instellen.

Op deze wijze is de Trias Politica, te weten de wetgevende, uitvoerende en controlerende macht op dit moment gedwongen om mijn aanklacht in mijn contra onderzoek op serieuze en rechtvaardige wijze te behandelen en strafrechtelijk te onderzoeken. De uitkomst kan naar mijn mening niet anders zijn, dan dat alle leden van het Koninklijk Huis abductie doen van hun oneerlijke recht op macht via de onrechtvaardige onrechtmatige ondemocratische Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis op hun macht en status en een deel van hun ongelijkwaardige rijkdom en dat de ceremoniële vacature functie wellicht op democratische wijze in de toekomst met een bepaalde maximum termijn wordt ingevuld.

Inmiddels zijn door mij ook andere zaken geconstateerd, namelijk:

• Dat mijn grootouders en overgrootouders actief betrokken waren bij het verzet der L.O. en de verdediging van Nederland bij de Nederlandse Strijdkrachten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

• Dat het faillissement (of gedwongen verkoop) van de boerderij `t Hinkamp/`t Heenkamp van mijn grootvader en mijn ouders onrechtvaardig is en voor een belangrijk deel de waarschijnlijk directe of indirecte belangrijkste oorzaak (kans minimaal 10) van het overlijden van mijn moeder bij zelfdoding.

Wijlen Prins Bernhard Zur Lippe Biesterfeld heeft mijn grootvader Gerrit Willem (Gerhard) L., Marcelis Adolf (Max) de Vries en andere Nederlandse Strijdkrachten lafhartig verraden. Tijdens de strijd om de Grebbeberg kwamen 424 man om het leven, waaronder Marcelis Adolf de Vries op 13 mei 1940. In totaal kwamen circa 2300 Nederlandse militairen om het leven tijdens de Duitse invasie in mei 1940. Verder hebben Prins Bernhard Zur Lippe Biesterfeld en Erfprins Zur Waldeck Pyrmont de democratische Duitse rechtstaat met actieve betrokkenheid verraden bij de Nacht der Lange Messen.

De adel en de bankiers hebben dan ook een grote belangrijke rol gehad bij het aan de macht brengen van Adolf Hitler, de Nazi partij in Duitsland en Mussolini in Italië en het omver werpen van de democratische Europese rechtstaten. De instelling van de Hoge Raad van Adel door Koning Willem I en het zichzelf uitroepen tot absoluut soeverein vorst is in strijd met de Acte van Verlatinghe (Nederlandse soevereiniteitsverklaring en onafhankelijkheidsverklaring), het Eeuwig Edict, de Vrede van Münster, de Justificatie of Deductie en de Unie van Utrecht.

Op geen enkele wijze heeft de huidige Nederlandse “koninklijke familie” recht op hun huidige status, macht en rijkdom. Daarmee beschuldig ik de leden van het Koninklijk Huis rechtmatig, rechtvaardig, moreel en in historisch perspectief van hoogverraad, landverraad, politieke corruptie, diefstal en als criminele organisatie, namens de Nederlandse samenleving en de Nederlandse democratische rechtstaat.

Read more: http://www.prorepublica.org/artikel.aspx?a=110312_aanklacht&t=aanklacht+erwin+lensink#ixzz21Xuqaf19

Ik doe aangifte van diefstal (Wetboek van Strafrecht artikel 310), hoogverraad (Misdrijven tegen de veiligheid van de Staat, Wetboek van Strafrecht artikel 92-107a) en oplichting (Wetboek van Strafrecht, artikel 326) door de volgende daders:

•Beatrix Wilhelmina Armgard von Amsberg – Zur Lippe Biesterfeld (geboortedatum: 31-1-1938 / geboorteplaats: Baarn)

•Willem Alexander Claus George Ferdinand von Amsberg (geboortedatum: 27-4-1967 / geboorteplaats: Utrecht)

•Maxima von Amsberg – Zorreguieta

(geboortedatum: 17-5-1971 / geboorteplaats: Buenos Aires)

Bij deze wil ik de Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis ter discussie stellen. Bij deze wil ik de leden van het Koninklijk Huis beschuldigen van het onrechtmatig, onwetmatig en bovenal op onrechtvaardige (criminele) wijze verkrijgen, behouden en uitbreiden van macht, rijkdom en status door middel van grove schending(en) van de burger- en mensenrechten.

De volgende drie hoofdargumenten, criminele, valse en onrechtmatige daden en gebeurtenissen zijn hierbij van belang:

1.Koningin Wilhelmina (geboortedatum: 31 augustus 1880 / geboorteplaats: Den Haag) is of was niet de dochter van Koning Willem III, maar van de heer S.M.S. de Ranitz en daarmee niet de rechtmatige erfelijke troonopvolg(st)er volgens de wetten van Koning Willem I en/of de Nederlandse Grondwet van 1848 (Thorbecke).

2.Koning Willem I heeft zichzelf onrechtmatig, onrechtvaardig en op criminele wijze uitgeroepen tot absoluut soeverein vorst (koning = dictator) in strijd met de soevereiniteit van de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden, bekrachtigd door de (inter)nationale verdragen; Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring) van 26 juli 1581, het Eeuwig Edict (12 februari 1577), de Unie van Utrecht (23 januari 1579), de Justificatie of Deductie van 1587, de Vrede van Münster (15 mei 1648) en het Eeuwig Edict van 1667.

3.Het hoogverraad door Bernhard Zur Lippe-Biesterfeld van de Duitse democratische rechtstaat (Nacht Zur Lange Messen) en bovenal het hoogverraad van Bernhard Zur Lippe-Biesterfeld en de koninklijke leden van de Hoge Raad van Adel (Koningin Juliana & Koningin Wilhelmina) voor aanvang van en tijdens de Tweede Wereldoorlog van de Nederlandse Staat en de Nederlandse strijdkrachten en het verzet der L.O./L.K.P.

Eveneens is er hier duidelijk sprake van een voortdurend delict, namelijk een strafbaarstelling van een verboden toestand volgens de Nederlandse Grondwet van 1848, de Nederlandse Grondwet van 1983 en de Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring) van 26 juli 1581. Artikel 42 van de Nederlandse Grondwet betreffende de onschendbaarheid van de Koning is derhalve niet van toepassing sinds het overlijden van Koning Willem III en zelfs in strijd met de eerste tien artikelen van de Nederlandse Grondwet.

Naar mijn mening is de Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis op onrechtmatige en dus criminele wijze ingevoerd. Op welke rechtvaardige, historische en/of rechtmatige gronden kon Koning Willem I immers een absolute monarchie het Koninkrijk der Nederlanden ten faveure van hemzelf en zijn familie uitroepen?

Op 2 december 1813 heeft Koning Willem I zichzelf tot absoluut soeverein vorst (dictator) van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden uitgeroepen. Dit is in strijd met de historische wetten en de Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidverklaring) van 26 juli 1581 van de stadhouder Willem van Oranje-Nassau en de soevereine Staten-Generaal van de Republiek der (Zeven) Verenigde Nederlanden, bekrachtigd door het internationale verdrag de Vrede van Münster (15 mei 1648) tussen de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden en Spanje, waarbij de Nederlandse Staat(en) onafhankelijk en soeverein werd verklaard.

Op 30 november 1813 zette Koning Willem I na achttien jaar weer voet op de Nederlandse bodem vanaf een Engels fregat. In London was hij per brief uitgenodigd om als “soeverein vorst” de regering op zich te nemen. De brief was afkomstig van het driemanschap van 1813 (de Haagse notabelen Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum), maar feitelijk was dit slechts het excuus voor de staatsgreep, die door de Engelse geheime dienst in opdracht van de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Castlereagh werd uitgevoerd.

Op 23 mei 1802 sluiten Frankrijk en Pruissen een verdrag, waarbij het vorstendom Fulda en een aantal andere gebieden aan voormalig stadhouder Willem V wordt toebedeeld. In december 1801 schreef Willem V de brieven van buitenplaats Oranienstein, waarin hij de Bataafse Republiek als wettig erkende. Hiermee deed hij afstand van al zijn rechten als erfstadhouder en voldeed de stadhouder aan de door Napoleon Bonaparte gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een schadeloosstelling. De erfprins Willem Frederik (Koning Willem I) en voormalig stadhouder Willem V aanvaardde van Napoleon de soevereiniteit over vorstendom Fulda als schadeloosstelling voor de in 1795 toegepaste verbeurdverklaringen in de Nederlanden.

De Franse Revolutie is begonnen met het verzet op 5 mei 1789 van de Derde Kamer van de Franse Volksvertegenwoordiging en had uitdrukkelijk niet het doel tot een hernieuwde dictatuur van de adel. Koning Willem I heeft alleen al hoogverraad gepleegd door samenwerking met Napoleon Bonaparte en de acceptatie van het vorstendom Fulda en gebieden als schadeloosstelling.

De Franse Revolutie was daarbij een politieke omwenteling in het laatste decennium van de 18e eeuw waarbij de Franse monarchie werd vervangen door een republiek. De macht en de privileges van adel en geestelijkheid werden teruggedrongen ten gunste van de geletterde burgerij. Als beginpunt geldt juni 1789, toen na meer dan 175 jaar de Staten-Generaal bijeen werden geroepen en op 14 juli de staatsgevangenis van Parijs, de Bastille, werd bestormd. Als einde van de revolutie beschouwt men de staatsgreep op de ’18e Brumaire’ in 1799 van Napoleon Bonaparte.

De Bataafse Republiek werd na de Bataafse Revolutie uitgeroepen op 19 januari 1795, één dag nadat stadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht. Het grondgebied was gelijk aan dat van de gewesten van de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

De omwenteling van 1795 was in feite een herhaling van de omwenteling van de Patriotten, die in 1787 met behulp van een Pruisisch interventieleger was onderdrukt. Veel leiders van de Bataafse Republiek waren Patriottische politici, die in 1787 naar Frankrijk waren uitgeweken. Nu kregen zij, met Franse steun, de kans om alsnog hun idealen te verwezenlijken. In tegenstelling tot Frankrijk kreeg de nieuwe Republiek geen terreurregime of schrikbewind. In de Republiek stonden democratische principes hoog in het vaandel. De Nationale Vergadering, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging, kwam op 1 maart 1796 voor de eerste maal in zitting bijeen.

In tegenstelling tot Frankrijk, waar de Franse Revolutie snel radicaliseerde en de guillotine overuren draaide, werden de revolutionaire veranderingen in de Bataafse Republiek relatief vreedzaam doorgevoerd. Het land was al tweehonderd jaar een republiek, en had dan ook maar weinig tegenstribbelende edelen die anders misschien ‘ingekort’ moesten worden.

Een klein deel van de Nederlandse adel gaat terug op middeleeuws adeldom, de zogenaamde bloed- of zwaardadel. Een voorbeeld van Noblesse d’épee (zwaardadel) zijn de grafelijke geslachten Van Rechteren en Bentinck, tevens de enige geslachten opgenomen in de Almanach de Gotha. De Almanach de Gotha is een almanak van adellijke geslachten die voor het eerst verscheen in 1763. In 1795 werden onder invloed van de denkbeelden van de Franse revolutie in de Nederlanden de standen en daarmee de adel afgeschaft.

Koning Willem I stelde onrechtmatig, onrechtvaardig en op criminele wijze bij soeverein besluit (24 juni 1814 nr. 10) de Hoge Raad van Adel (Collegie van Heraldie) in. In de Grondwet werd vastgelegd dat adeldom zou worden verleend door de Koning Willem I. Bij soeverein besluit (13 februari 1815, nr 60) werd bepaald op welke manieren adeldom verleend zou kunnen worden en enkele jaren later uitsluitend door erkenning, inlijving of verheffing. De term erkenning heeft betrekking op inheemse adel van vóór 1795, inlijving op oorspronkelijk buitenlandse adel, terwijl met verheffing geheel nieuwe adel werd gecreëerd.

De constitutie van 1814 onder leiding van Van Hogendorp voor een nieuwe Grondwet liet de absolute macht aan de Koning Willem I. Deze absolute soevereine macht had Koning Willem I min of meer opgedrongen aan en geëist van het driemanschap onder leiding van Van Hogendorp, dat zichzelf het Voorlopig Bewind noemde, als voorwaarde om naar Nederland terug te keren als vorst. Het bestuur over de financiën, buitenlandse betrekkingen, het land, de koloniën en de vloot kwam op die chantabele wijze allemaal in de portefeuille van de absoluut soeverein vorst. Men sprak van “restauratie”, maar in werkelijkheid werd een aantal waardevolle vernieuwingen die in de Franse tijd waren doorgevoerd, ongedaan gemaakt.

Zeshonderd zorgvuldig geselecteerde en “benoemde notabelen” kregen in maart 1814 een oproep over het ontwerp van de nieuwe grondwet hun stem uit te brengen. Eerder had de vorst (dictator) zelf op 14 februari al 600 personen aangewezen om deel uit te maken van een Grote Vergadering van Notabelen. Deze vergadering moest zich op 29 maart in de Nieuwe Kerk te Amsterdam uitspreken over de ontwerp-Grondwet.

Van de 600 uitverkorenen verschenen er 474. Sommigen bleven weg vanwege persoonlijke omstandigheden of ziekte (liefst 60 personen), terwijl drie benoemden al overleden waren. Een enkeling had geen vertrouwen dat vrijelijk over het ontwerp gesproken kon worden, en vreesde alleen ‘ja’ of ‘nee’ te mogen zeggen.

Het ontwerp werd met 448 tegen 26 stemmen aangenomen. Enkele katholieken vreesden overheersing door de Hervormden en wezen het ontwerp af. Een dag later werd Willem door de vergadering van notabelen ingehuldigd als soeverein vorst.

In de laatste maanden van 1814 en de eerste van 1815 werd de eenwording van de Nederlanden met België en Luxemburg in Wenen besproken tijdens het beroemd geworden congres van de Europese leiders. De Conferentie van Wenen werd abrupt afgebroken na het bericht, dat Napoleon Bonaparte van het eilandje Elba was ontsnapt. Op 18 juni 1815 lagen de legers rondom Waterloo en Napoleon Bonaparte had haast, want zolang de Pruissen niet waren gearriveerd, had hij alleen de westelijke geallieerden tegenover zich staan. Nog voordat deze slag bij Waterloo plaatsvond, had Koning Willem I (dictator) zich al vast uitgeroepen tot koning over het grote Nederland: België en Luxemburg incluis, een daad die later door de Europese staatshoofden werd bekrachtigd.

De inhuldiging van Koning Willem I in Brussel was geen feestelijke gebeurtenis. De verschillen tussen beide landen waren groot. Dat bleek wel tijdens de stemming over de nieuwe grondwet, die na de eenwording noodzakelijk werd. De beide kamers van de Staten-Generaal, waarvan alle leden benoemd door Koning Willem I, keurden het ontwerp unaniem goed.

Anders ging dat in België, waar het grondwetsvoorstel bij gebrek aan een parlement werd voorgelegd aan 1604 notabelen. Van hen brachten 1323 personen inderdaad een stem uit: 527 waren voorstander en 796 stemden tegen. Een duidelijke meerderheid wees het grondwet-ontwerp dus af.

Koning Willem I (dictator) bedacht een sluwe valse oplossing voor de patstelling, die nu was ontstaan. Koning Willem I bestudeerde de tegenstemmen en ontdekte dat 126 stemmers als belangrijkste bezwaar de bepalingen over de godsdienst hadden genoemd. Deze 126 tegenstemmers werden ineens geacht door deze bepalingen voorgestemd te hebben en diegenen, die geen stem hadden uitgebracht, werden opeens ook bij de voorstemmers meegeteld. Op deze wijze werd een ruime meerderheid, die het grondwet – ontwerp afwees opeens een door de dictator gecreërde meerderheid voor het grondwet – ontwerp.

Vanaf 1813 voerde Willem Frederik van Nassau-Dietz (valselijk Oranje-Nassau) de titel van absoluut soeverein vorst over de Nederlandse Staat. Deze Willem Frederik van Nassau-Dietz (24 augustus 1772-12 december 1843) stamt af via zijn voorvaderen van uiteindelijk Ernst Casimir (22 december 1573 – 2 juni 1632), graaf van Nassau-Dietz. De vader van Ernst Casimir, graaf van Nassau-Dietz is Jan VI van Nassau-Dillenburg (22 november 1535 – 8 oktober 1606).

Deze Jan VI van Nassau-Dillenburg verliet de Nederlanden in 1580 nota bene omdat hij zich niet kon vinden in de Fransgezinde politiek van zijn broer Willem van Oranje-Nassau. Stadhouder Willem van Oranje-Nassau en Jan VI van Nassau-Dillenburg hadden diepgaande religieuze en politieke meningverschillen. Daarmee stammen Koning Willem I, Koning Willem II en Koning Willem III zeker niet af van rebellenleider Willem van Oranje-Nassau. Het elfde kind van Jan VI van Nassau-Dillenburg, de broer van stadhouder Willem van Oranje-Nassau was Ernst Casimir, graaf van Nassau-Dietz.

Koning Willem I kan dan ook beschouwd worden als een verlicht despoot. Despotisme is een regeringsvorm, waarbij één persoon of een kleine groep personen absolute macht heeft, die naar willekeur kan worden toegepast. Het gaat hierbij dus om een autocratie, oligarchie, tirannie of dictatuur. Er is geen mogelijkheid voor discussie, er is geen volksvertegenwoordiging en er zijn geen politieke partijen. Kritiek en verzet wordt afgestraft. Een verwante term is het verlichte despotisme. De oorsprong van deze staatsvorm ligt in de Verlichting, een politiek-filosofische vorm in de 18e Eeuw.

Bij het verlicht despotisme voerden absolute monarchen sociaal politieke hervormingen door in hun rijken, dus was er sprake van een totalitaire dictatuur. Deze totalitaire dictatuur heeft een ondemocratisch karakter, waarbij er geen of onvoldoende scheiding is van de machten: de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de uitvoerende macht.

In de meeste dictaturen is er sprake van systematische onderdrukking van tegenstanders van de dictator en andere andersdenkenden, bijvoorbeeld door ze gevangen te nemen of zelfs te vermoorden. Een onafhankelijke rechtspraak waarop men een beroep kan doen is misschien in de theorie nog aanwezig, maar in de praktijk is deze uitgeschakeld en ondergeschikt aan de wil van de dictator.Vaak komen dictaturen tot stand door een (militaire) staatsgreep of een burgeroorlog.

Koningin Wilhelmina stamt echter niet af van Koning Willem III en dus ook niet van Koning Willem I, zoals in de Nederlandse Grondwet voor erfopvolging van de troon vermeld staat. Koningin Wilhelmina is een dochter van Emma van Waldeck-Pyrmont en S.M.S. de Ranitz. Het huwelijk tussen Koning Willem III en Emma van Waldeck-Pyrmont is onder valse voorwendselen gesloten om voort te borduren op de valse beloning van het instellen van een dictatorschap door Koning Willem I en consorten.

Ik stel dat de Koninklijke familie onwettig c.q. onrechtmatig haar rol vervult in de Nederlandse samenleving. Tevens stel ik dat zij onrechtmatig gelden uit de Nederlandse staatskas ontvangen. Uit feiten is mij bekend, dat de huidige koninklijke familie niet de rechtmatige troonopvolgers zijn. Naar mijn mening is dit middels een dna – onderzoek aan te tonen en onomstotelijk overtuigend te bewijzen. Ik vind dit diefstal, hoogverraad en oplichting en doe derhalve aangifte.

Daarbij is voor mij de spreekwoordelijke druppel, die de emmer doet overlopen, het hoogverraad van de Nederlandse en Binnenlandse Strijdkrachten en dus wederom onder meer mijzelf en mijn familie voor aanvang van de Tweede Wereldoorlog voor de Nederlandse natie door Bernhard Zur Lippe-Biesterfeld. Bij beide families waren vele familieleden (minimaal circa twintig van de families Zur Lippe-Biesterfeld / van Waldeck-Pyrmont) actief en zeer fanatiek betrokken bij het Nazi-regime en bekleden hoge functies bij de SS en andere soortgelijke organisaties tot het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Bij deze wil ik een aanklacht indienen en Prins Bernhard beschuldigen van actief hoogverraad van de Nederlandse Strijdkrachten en landverraad (Wetboek van Strafrecht artikel 92-107a).

In deze aanklacht wil ik de Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis ter discussie stellen. Bij deze wil ik de leden van het Koninklijk Huis beschuldigen van onrechtmatig en bovenal op onrechtvaardige (criminele) wijze verkrijgen, behouden en vergroten van macht, rijkdom en status.

Willem van Oranje en de Staten-Generaal hebben op verschillende wijze, onder meer met de Justificatie of Deductie, de soevereiniteit uitgeroepen van een democratische rechtstaat, de Staten, de Republiek der (Zeven) Verenigde Nederlanden (Verenigde Provinciën).

Daarbij is Koning Willem I op geen enkele wijze familie of nazaat van Willem van Oranje en kon dientengevolge op geen enkele rechtmatige, historische of rechtvaardige wijze aanspraak maken als machthebber van Nederland en in feite een dictatuur instellen.

Op deze wijze is de Trias Politica, te weten de wetgevende, uitvoerende en controlerende macht op dit moment gedwongen om mijn aanklacht in mijn contra onderzoek op serieuze en rechtvaardige wijze te behandelen en strafrechterlijk te onderzoeken. De uitkomst kan naar mijn mening niet anders zijn, dan dat alle leden van het Koninklijk Huis abductie doen van hun oneerlijke recht op macht via de onrechtvaardige onrechtmatige ondemocratische Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis op hun macht en status en een deel van hun ongelijkwaardige rijkdom en dat de ceremoniële vacature functie wellicht op democratische wijze in de toekomst met een bepaalde maximum termijn wordt ingevuld.

Inmiddels zijn door mij ook andere zaken geconstateerd, namelijk:

•Dat mijn grootouders en overgrootouders actief betrokken waren bij het verzet der L.O. en de verdediging van Nederland bij de Nederlandse Strijdkrachten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

•Dat het faillissement (of gedwongen verkoop) van de boerderij `t Hinkamp/`t Heenkamp van mijn grootvader en mijn ouders onrechtvaardig is en voor een belangrijk deel de waarschijnlijk directe of indirecte belangrijkste oorzaak (kans minimaal 10% tot en met 100%) van het overlijden van mijn moeder bij zelfdoding.

Wijlen Prins Bernhard Zur Lippe Biesterfeld heeft mijn grootvader Gerrit Willem (Gerhard) Lensink, Marcelis Adolf (Max) de Vries en andere Nederlandse Strijdkrachten lafhartig verraden. Tijdens de strijd om de Grebbeberg kwamen 424 man om het leven, waaronder Marcelis Adolf de Vries op 13 mei 1940. In totaal kwamen circa 2300 Nederlandse militairen om het leven tijdens de Duitse invasie in mei 1940. Verder hebben Prins Bernhard Zur Lippe Biesterfeld en Erfprinz Zur Waldeck Pyrmont de democratische Duitse rechtstaat met actieve betrokkenheid verraden bij de Nacht Zur Lange Messen.

De adel en de bankiers hebben dan ook een grote belangrijke rol gehad bij het aan de macht brengen van Adolf Hitler, de Nazi partij in Duitsland en Mussolini in Italië en het omver werpen van de democratische Europese rechtstaten. De instelling van de Hoge Raad van Adel door Koning Willem I en het zichzelf uitroepen tot absoluut soeverein vorst is in strijd met de Acte van Verlatinghe (Nederlandse soevereiniteitverklaring en onafhankelijkheidverklaring), het Eeuwig Edict, de Vrede van Münster, de Justificatie of Deductie en de Unie van Utrecht.

Op geen enkele wijze heeft de huidige Nederlandse “koninklijke familie” recht op hun huidige status, macht en rijkdom. Daarmee beschuldig ik de leden van het Koninklijk Huis rechtmatig, rechtvaardig, moreel en in historisch perspectief van hoogverraad, landverraad, politieke corruptie, diefstal en als criminele organisatie, namens de Nederlandse samenleving en de Nederlandse democratische rechtstaat.

De aanklachten tegen deze beklaagden betreft de artikelen op basis van Misdrijven tegen de veiligheid van de Nederlandse Staat ofwel hoogverraad:

•Artikel 92 van het Wetboek van Strafrecht: de aanslag ondernomen met het oogmerk om de Koning, de regerende Koningin of de Regent van het leven of de vrijheid te beroven of tot regeren ongeschikt te maken wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

•Artikel 93 van het Wetboek van Stafrecht: de aanslag ondernomen met het oogmerk om het Rijk geheel of gedeeltelijk onder vreemde heerschappij te brengen of om een deel daarvan af te scheiden, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

•Artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht: de aanslag ondernomen met het oogmerk om de grondwettelijke regeringsvorm of de orde van troonsopvolging te vernietigen of op onwettige wijze te veranderen wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Eén van bovenstaande artikelen is op zijn minst van toepassing, aangezien Koningin Wilhelmina niet de dochter is van Koning Willem III. Koning Willem III is namelijk geboren op 19 februari 1817 in Brussel. Op het moment dat Koningin Wilhelmina werd geboren (31 augustus 1880) was Koning Willem III drieënzestig jaren oud en bovendien onvruchtbaar door de SOA-ziekte syfilis. Emma Zur Waldeck-Pyrmont was éénenveertig jaar jonger dan Koning Willem III, dus twintig jaar op 7 januari 1879, de trouwdag met de éénenzestig jarige Koning Willem III.

Koning Willem III leed vanaf oktober 1888 aan een ernstige nierziekte en raakte zozeer in de war dat hij staatsstukken ging ondertekenen met zelfverzonnen pauselijke namen. Ook hield hij vanaf zijn ziekbed hele toespraken en moest er altijd iemand van de hofhouding in de buurt blijven, omdat hij bang was dat men hem in zijn slaap zou vermoorden. Dit zou kunnen duiden op een vergevorderd stadium van de geslachtsziekte syfilis.

Wilhelmina Helena Pauline Maria (31 augustus 1880) de Ranitz is namelijk een dochter van Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz jr. (16 mei 1846 – 30 oktober 1916) en Emma Zur Waldeck-Pyrmont (Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont – Arolsen 2 augustus 1858 – Den Haag 20 maart 1934). Hiermee zijn de huidige koninklijke leden van de Hoge Raad van Adel in overtreding van de Grondwet voor erfopvolging van de Koning.

Dit betreft zowel de Grondwet voor erfopvolging van 1848 als de huidige Nederlandse Grondwet van 1983. Volgens de Grondwet voor erfopvolging van 1848 zou bij het ontbreken van een (levende) zoon of dochter van Koning Willem III het koningschap overgaan in eerste instantie op één van de erfopvolgers (broers of zussen van Koning Willem III).

Artikel 11.

De Kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijne wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 12.

De wettige nakomelingen van den regerenden Koning, zijn de kinderen reeds geboren, of die nog mogten geboren worden, uit zijn tegenwoordig huwelijk met Hare Majesteit Frederika Louisa Wilhelmina Prinses van Pruissen; en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een huwelijk door den Koning, met gemeen overleg der Staten-Generaal aangegaan, of toegestemd.

Artikel 13.

De kroon gaat over door regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon bij representatie, opvolgt.

Artikel 14.

Bij ontstentenis van mannelijk oir uit den oudsten zoon gesproten, gaat de kroon over op diens broeders of hun mannelijk oir, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

Artikel 15.

Bij geheele ontstentenis van mannelijk oir uit het Huis van Oranje-Nassau, gaat de kroon over op de dochters van den Koning door regt van eerstgeboorte.

Artikel 16.

Ook dochters van den Koning ontbrekende, brengt de oudste dochter van de oudste nedergaande mannelijke lijn uit den laatsten Koning, de Koninklijke waardigheid in haar Huis over, en wordt bij vooroverlijden door hare afstammelingen gerepresenteerd.

Artikel 17.

Zoo er geene mannelijke nedergaande lijn uit den laatsten Koning bestaat, erft de oudste nedergaande vrouwelijke lijn, des dat de mannelijke tak voor de vrouwelijke tak, en de oudste voor de jongere, en in iedere tak mannen voor vrouwen en ouder voor jonger den voorrang hebben.

Artikel 18.

Wanneer de Koning zonder nakomelingschap sterft, en er geen mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau overig is, volgt hem zijne naaste bloedverwante, mits van den Koninklijken Huize zijnde, op, en wordt mede bij vooroverlijden, door hare afstammelingen gerepresenteerd.

Artikel 19.

Wanneer eene vrouw de Kroon in een ander Huis heeft overgebragt, treedt dit Huis in alle de regten van het oorspronkelijke Stamhuis, en de vorige artikelen zijn op hetzelve toepasselijk, met dat gevolg, dat haar mannelijk oir voor alle vrouwen of vrouwelijke afstammelingen erft, en geene andere lijn geroepen wordt, zoolang iemand van hare nakomelingen in leven is.

Artikel 20.

Eene Prinses, buiten toestemming der Staten-Generaal, een huwelijk hebbende aangegaan, heeft geen regt tot de Kroon. Eene Koningin, buiten die toestemming een huwelijk aangaande, doet afstand van de Kroon.

In 1890 was de rechtmatige erfopvolger voor de troon na de dood van Koning Willem III, de zus van Koning Willem III, namelijk Wilhelmine Marie Sophie Louise van Saksen – Weimar – Eisenach (geboorte: 8 april 1824 Den Haag / overlijden: 23 maart 1897 Weimar). De drie broers van Koning Willem III waren namelijk al overleden voor 1890. Wilhelmine Marie Sophie Louise van Saksen – Weimar – Eisenach huwde met Karel Alexander August Johan van Saksen – Weimar – Eisenach (groothertog van Saksen – Weimar – Eisenach).

Uit Sophie`s zeer succesvolle huwelijk met Karel Alexander werden de volgende kinderen geboren:

· Karel August Willem Nicolaas (31 juli 1844 – 20 november 1894), gehuwd met Pauline van Saksen-Weimar-Eisenach en vader van groothertog Willem Ernst

· Marie Anna Alexandrine Sophie (20 januari 1849 – 6 mei 1922), gehuwd met Hendrik VII Reuss

· Maria Anna Sophia Elisabeth (Sophie) (29 mei 1851 – 26 mei 1859)

· Elisabeth Sibylle Maria Dorothea (28 februari 1854 – 10 juli 1908), gehuwde met Johan Albrecht van Mecklenburg-Schwerin, zoon van Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin

Willem Ernst Karel Alexander (geboorte: Weimar 10 juni 1876 / overleden: Heinrichau 24 april 1923) was van 1901 tot 1918 de laatste groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach.

Volgens de Nederlandse Grondwet was Willem Ernst als kleinzoon van Sophie der Nederlanden de naastgerechtigde tot de Nederlandse troon. Daar de grondwet bepaalde dat de koning der Nederlanden geen vreemde Kroon kon dragen, meenden sommige juristen dat Willem Ernst hiermee van opvolging was uitgesloten. Andere meenden echter dat hij of zijn nakomelingen slechts zouden moeten kiezen tussen de Nederlandse en de Weimarse troon. Karel August Willem Nicolaas Alexander Michael Bernhard Hendrik Frederik Stefan van Saksen-Weimar-Eisenach (geboorte: Weimar 31 juli 1844 / overleden Kaap St Martin – Roquebrune-Cap-Martin 20 november 1894) was de zoon van groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach en prinses Sophie van Oranje-Nassau. Zijn moeder was de dochter van Koning Willem II, koning der Nederlanden, en tot haar dood de rechtmatige erf opvolgster voor de Nederlandse troon. Doordat Karel August voor zijn vader kwam te overlijden, werd zijn oudste zoon Willem Ernst in 1894 troonopvolger en in 1901 groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach.

Artikel 21.

Bij ontstentenis van nakomelingschap uit den tegenwoordigen Koning WILLEM FREDERIK VAN ORANJE-NASSAU gaat de Kroon over op deszelf zuster, Prinses FREDERIKA LOUISA WILHELMINA VAN ORANJE, douairiere van wijlen CAREL GEORGE AUGUST, Erfprins van Brunswijk-Lunenburg, of haar wettige nakomelingen, uit zoodanig nader huwelijk, als door dezelve, overeenkomstig artikel 12, mogt worden aangegaan.

Als dit huwelijk kinderloos of het nakomelingschap van Koning Willem Frederik (I) zonder rechtmatige erfopvolgers bleef werd artikel 22 van de toenmalige Grondwet in werking gesteld:

Artikel 22.

Indien ook de wettige nakomelingschap van deze Vorstin ontbreekt, gaat het erfregt over op het wettig mannelijk oir van Prinses CAROLINA VAN ORANJE, zuster van wijlen Prins WILLEM DEN VIJFDEN, en gemalin van wijlen den Prins van Nassau-Weilburg, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

Dit betekent, dat evenals in Luxemburg, Adolf Willem Karel August Frederik van Nassau-Weilberg (Biebrich 24 juli 1817 – Slot Hohenburg 17 november 1905) en zijn nakomelingen recht zouden hebben (gehad) op de erfopvolging voor het Koningschap der Nederlanden.

Artikel 23.

Wanneer bijzondere omstandigheden eenige veranderingen in de opvolging van den troon noodzakelijk maken, is de Koning bevoegd, daaromtrent eene voordragt te doen, te behandelen op de wijze, ten aanzien van verandering in de Grondwet, in artikel 196, artikel 197 en 199 voorgeschreven.

Er is hier namelijk sprake van oplichting, waarbij de Staten-Generaal en de Nederlandse samenleving vanaf 31 augustus 1880 met de geboorte van Wilhelmina als vermeende dochter van Koning Willem III zijn opgelicht. Sinds 23 november 1890 met het overlijden van Koning Willem III tot heden is er daadwerkelijk sprake van diefstal en hoogverraad door alle leden van de Hoge Raad van Adel. Mijn aanklacht van deze strafbare feiten is onomstotelijk, wettig en overtuigend te bewijzen middels forensisch DNA-onderzoek.

Eveneens is er hier sprake van een voortdurend delict, namelijk een strafbaarstelling van een verboden toestand volgens de Nederlandse Grondwet van 1848, de Nederlandse Grondwet van 1983 en de Acte van Verlatinghe (Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring) van 26 juli 1581. Artikel 42 van de Grondwet betreffende de onschendbaarheid van de Koning is derhalve niet van toepassing sinds het overlijden van Koning Willem III en zelfs in strijd met de eerste tien artikelen van de Nederlandse Grondwet.

Het forensisch DNA-onderzoek kan door het Openbaar Ministerie op verschillende manieren via wettig overtuigend bewijs bewezen worden, namelijk:

1.Forensische DNA-analyse van de huidige “koninklijke” leden van de Hoge Raad van Adel en vergelijking van deze DNA-resultaten met de DNA-resultaten van het onderzoek naar de overblijfselen van de tsarenfamilie Romanov door US Armed Forces DNA Identification Laboratory (AFDIL) onder leiding van Dr. Michael Coble, C.A. Pound Human ld Lab. onder leiding van Dr. Anthony Falsetti en University of Innsbruck Institute of Legal Medicine (IML) Laboratory onder leiding van Dr. Walther Parson. Eventueel zijn er ook nog andere wetenschappelijke instellingen, die over de DNA-resultaten beschikken.

2.Forensische DNA-analyse en vergelijking van de DNA-resultaten van één of alle van de overblijfselen van de graven van de grafkelder van de Nieuwe Kerk in Delft.

3.Forensische DNA-analyse van de huidige “koninklijke” leden van de Hoge Raad van Adel en vergelijking van deze DNA-resultaten met de DNA-resultaten van het onderzoek naar de overblijfselen van de familie De Ranitz.

De vader van “Koningin” Wilhelmina is Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz jr. (16 mei 1846 – 30 oktober 1916). Deze Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz jr. had eveneens nog twee andere dochters, namelijk:

1.Willemine Elisabeth Edzardine (Lita) (Tholen-de Ranitz) de Ranitz geboren op 4 maart 1876 in `s Gravenhage (Den Haag) en overleden in 1960.

2.Anna Margaretha Jacoba (Anna) van Ranitz (de Ranitz) geboren op 16 februari 1872 in `s Gravenhage (Den Haag).

Indien het Openbaar Ministerie en de Officier van Justitie op fatsoenlijke, rechtmatige, eerlijke en rechtvaardige wijze volgens het gelijkheidsprincipe en het integriteit statuut het forensische DNA-onderzoek zal uitvoeren jegens de beklaagden en de resultaten van het strafrechterlijke onderzoek in een strafrechterlijke procedure jegens de “koninklijke” leden van de Hoge Raad van Adel bekend zal maken zal dat er automatisch voor zorgen, dat mijn overige beweringen, argumentatie en bewijslast wettelijk overtuigend bewezen zal worden.

Daarnaast wil ik ook nog aandacht besteden aan het begrip ambtseed. Een ambtseed is een eed, die iemand aflegt, die een openbaar ambt gaat bekleden. In de tekst van de eed wordt vaak gerefereerd aan trouw aan de grondwet en/of het staatshoofd van een land.

In Nederland wordt de ambtseed door Koning of Koningin na aanvaarding van het ambt afgelegd in een openbare verenigde vergadering van de Staten-Generaal in de hoofdstad Amsterdam, zoals beschreven in artikel 32 van de Nederlandse Grondwet.

De Koninklijke eed luidt als volgt:

Ik zweer (beloof) aan de volkeren van het Koninkrijk dat Ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven.

Ik zweer (beloof) dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al Mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat Ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden welke de wetten Mij ter beschikking stellen, zoals een goed en getrouw Koning schuldig is te doen.

Zo waarlijk helpe Mij God almachtig!

(Dat beloof Ik!)[

Ambtenaren leggen na aanvaarding van hun ambt de volgende ambtseed of -belofte af:

Ik zweer/verklaar, dat ik voor het verkrijgen van deze dienstbetrekking aan niemand iets heb gegeven of beloofd noch zal geven of beloven.

Ik zweer/beloof, dat ik van niemand enige belofte, gunst of geschenk zal aannemen om in mijn dienstbetrekking iets te doen of na te laten.

Ik zweer/beloof, dat ik mijn plicht nauwgezet en ijverig zal vervullen en de mij verstrekte opdrachten naar beste vermogen zal volbrengen.

Ik zweer/beloof, dat ik zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen, dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

“Zo waarlijk helpe mij God almachtig” of “Dit verklaar en beloof ik”

Hiermee zijn alle “Koninklijke” leden sinds Koningin Wilhelmina in overtreding van het opvolgen van artikel 32 van de Nederlandse Grondwet. Sterker nog men toont helemaal geen enkel respect voor de Nederlandse Grondwet, de Nederlandse volksvertegenwoordiging de Staten-Generaal of de Nederlandse samenleving en/of Nederlandse bevolking. De enige interesse, die deze “Koninklijke” leden vertonen is het behouden, verkrijgen en vergroten van zoveel mogelijk macht, status en rijkdom zelfs op criminele wijze.

In het bijzonder wil ik nog een aanklacht indienen tegen Bernhard Leopold Friedrich Eberhard Julius Kurt Karl Gottfried Peter Graf zur Lippe Biesterfeld (Jena 28 juni 1911 – Utrecht 1 december 2004).

Mijn persoonlijke motivatie ligt in de volgende feiten:

1.Het hoogverraad van Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld van mijn directe familieleden Gerrit Willem Lensink sr. (geboren in Lintelo op 20-11-1918 – overleden in Aalten op 15-5-2009) en zijn “zwager” Marcelis Adolf (Max) de Vries (geboren in Aalten op 5-6-1920 – overleden op de Grebbeberg op 13-5-1940), de toenmalige vriend van Antje Christina Lensink, geboren 23 mei 1920 in Miste en overleden op 6 april 2009 in Aalten, draagster van de eremedaille verbonden aan de Orde van Oranja-Nassau. De beschuldiging in deze aanklacht luidt als volgt:

Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld was actief lid van de NSDAP en was actief betrokken bij de Nacht zur Lange Messen. Tijdens die gelegenheid zijn de gematigde partijen van de NSDAP geëlimineerd van de SA. Daarmee is verraad gepleegd tegen de Duitse democratische rechtstaat door onder ander Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld. Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld was lid van de NW7. Dit was de spionage en inlichtingendienst van IG Farben. Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld is bewust hier geprobeerd op de troon te plaatsen door IG Farben (NW7 en de Abwehr). NW 7 was de spionage-afdeling van IG Farben die onder leiding stond van Max Ilgner, een goede kennis van Bernhards moeder prinses Armgard. De Abwehr was de Duitse (contra-) spionagedienst onder leiding van admiraal Wilhelm Canaris. Prinses Armgard en haar huisvriend (“kolonel”) Pantchoulidzew golden als informanten van beide organisaties. Hans Teengs Gerritsen en Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld kenden elkaar uit Zwitserland (Lausanne) van een studie en Hans Teengs Gerritsen is in 1939 geplaatst bij de Generale Staf III van de Nederlandse Defensie (Nederlandse militaire inlichtingendienst). Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld was inspecteur van de Nederlandse Strijdkrachten en kreeg complete rapporten van Hans Teengs Gerritsen en die sluisde hij door aan zijn moeder, Armgard zur Lippe Biesterfeld en zij sluisde ze door naar Admiraal Canaris. Op 10 mei 1940 was mijn grootvader Gerrit Willem Lensink actief betrokken bij het Derde Regiment van de Huzaren van Oosterbeek naar Arnhem en later op de Grebbe. Max de Vries, “zwager” van Gerrit Willem Lensink sr. is daar om het leven gekomen op 13 mei 1940. Er was dus hoogverraad en landverraad gepleegd door Prins Bernhard zur Lippe Biesterfeld.

Mijn voorouders hebben op de boerderij `t Heenkamp in Miste onderduikers gehad. Jelle Bou(w)ma is één van de onderduikers geweest. Er waren ook Duitse Wehrmacht soldaten ingekwartierd, zoals Ewald Gottlieb. Getuigen hierin zouden oud-tante Gerrie te Rietstap-Lensink (Bredevoort) of Henk Krosenbrink (Winterswijk-Corle) van het Staring Instituut kunnen zijn.

2.De informatie van mijn informanten van diverse geheime inlichtingen- en veiligheidsdiensten als bijvoorbeeld de Mossad, de Vory v Zakone, de Antwerpse politie, oud-leden van de Britse Defensie, die mij een onderzoek hebben doen laten starten naar onder meer Stichting Bilderberg Meetings gezeteld in Leiden en de Hoge Raad van Adel gezeteld in Den Haag.

3.De valse gedwongen verkoop (faillissement) van boerderij `t Hinkamp / `t Heenkamp met 15 hectare grond, bezittingen en landerijen in Winterswijk-Miste door de NMB (ING) Bank in 1983 en de directe en indirecte consequenties en gevolgen daarvan voor mij en mijn familie.

Ik beschuldig Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld van de volgende strafbare delicten volgens het Nederlandse Wetboek van Strafrecht:

•Artikel 97 van het Wetboek van Strafrecht

Lid 1: Hij die met een buitenlandse mogendheid in verbinding treedt met het oogmerk om haar tot het plegen van vijandelijkheden of het voeren van oorlog tegen de staat te bewegen, haar in het daartoe opgevatte voornemen hulp te verlenen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Lid 2: Handelingen gepleegd ter voorbereiding van een misdrijf als omschreven in het voorgaande lid worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

•Artikel 102 van het Wetboek van Strafrecht:

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk in tijd van oorlog de vijand hulp verleent of de staat tegenover de vijand benadeelt.

•Artikel 104 van het Wetboek van Strafrecht:

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die in tijd van oorlog zonder oogmerk om de vijand hulp te verlenen of de staat tegenover de vijand te benadelen, opzettelijk een verspieder van de vijand opneemt, verbergt of voorthelpt.

Alle “Koninklijke” leden van de Hoge Raad van Adel sinds het overlijden van Koning Willem III beschuldig ik van oplichting, zoals in het volgende artikel gesteld is:

•Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht:

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechterlijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een in schuld wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

In een strafvorderingprocedure volgens artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering eis ik zo spoedig mogelijk strafrechterlijke vervolging voor bovenstaande ernstige misdaden jegens de beklaagden. Evenals stadhouder Willem van Oranje-Nassau en de Staten-Generaal acht ik de Koning vervallen volgens de principes van de Acte van Verlatinghe van 1581. Indien er niet aan de eisen en voorwaarden van de burgerrechten van lijf en goed (politieke gevangenschap en valselijk onteigenen van bezittingen) geschonden blijven worden is de M.L. gemachtigd tot verzet. De schade voor mij en mijn familie becijfer ik op € 10.000.000,- tot deskundigen en experts mij de daadwerkelijke schade kunnen beargumenteren en beoordelen.

Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden

Auteur

Nederlandse staat

Genre(s)

Grondwet

Brontaal

Nederlands

Verschenen

1848

Bron

W.J. C. van Hasselt, Verzameling van Nederlandsche staatsregelingen en grondwetten. (Amsterdam s.d.); Idem, 6e druk (Schoonhoven 1904); P.F. Hubrecht, De Grondwet

(s’ Gravenhage 1938 (9e druk))

TWEEDE HOOFDSTUK

Van den Koning

Eerste Afdeeling

Van de troonopvolging.

Artikel 11.

De Kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijne wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 12.

De wettige nakomelingen van den regerenden Koning, zijn de kinderen reeds geboren, of die nog mogten geboren worden, uit zijn tegenwoordig huwelijk met Hare Majesteit Frederika Louisa Wilhelmina Prinses van Pruissen; en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een huwelijk door den Koning, met gemeen overleg der Staten-Generaal aangegaan, of toegestemd.

Artikel 13.

De kroon gaat over door regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon bij representatie, opvolgt.

Artikel 14.

Bij ontstentenis van mannelijk oir uit den oudsten zoon gesproten, gaat de kroon over op diens broeders of hun mannelijk oir, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

Artikel 15.

Bij geheele ontstentenis van mannelijk oir uit het Huis van Oranje-Nassau, gaat de kroon over op de dochters van den Koning door regt van eerstgeboorte.

Artikel 16.

Ook dochters van den Koning ontbrekende, brengt de oudste dochter van de oudste nedergaande mannelijke lijn uit den laatsten Koning, de Koninklijke waardigheid in haar Huis over, en wordt bij vooroverlijden door hare afstammelingen gerepresenteerd.

Artikel 17.

Zoo er geene mannelijke nedergaande lijn uit den laatsten Koning bestaat, erft de oudste nedergaande vrouwelijke lijn, des dat de mannelijke tak voor de vrouwelijke tak, en de oudste voor de jongere, en in iedere tak mannen voor vrouwen en ouder voor jonger den voorrang hebben.

Artikel 18.

Wanneer de Koning zonder nakomelingschap sterft, en er geen mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau overig is, volgt hem zijne naaste bloedverwante, mits van den Koninklijken Huize zijnde, op, en wordt mede bij vooroverlijden, door hare afstammelingen gerepresenteerd.

Artikel 19.

Wanneer eene vrouw de Kroon in een ander Huis heeft overgebragt, treedt dit Huis in alle de regten van het oorspronkelijke Stamhuis, en de vorige artikelen zijn op hetzelve toepasselijk, met dat gevolg, dat haar mannelijk oir voor alle vrouwen of vrouwelijke afstammelingen erft, en geene andere lijn geroepen wordt, zoolang iemand van hare nakomelingen in leven is.

Artikel 20.

Eene Prinses, buiten toestemming der Staten-Generaal, een huwelijk hebbende aangegaan, heeft geen regt tot de Kroon. Eene Koningin, buiten die toestemming een huwelijk aangaande, doet afstand van de Kroon.

Artikel 21.

Bij ontstentenis van nakomelingscbap uit den tegenwoordigen Koning WILLEM FREDERIK VAN ORANJE- NASSAU, gaat de Kroon over op deszelfs zuster, Prinses FREDERIKA LOUISA WILHELMINA VAN ORANJE, douairiere van wijlen CAREL GEORGE AUGUST, Erfprins van Brunswijk-Lunenburg, of hare wettige nakomelingen, uit zoodanig nader huwelijk, als door dezelve, overeenkomstig artikel 12, mogt worden aangegaan.

Artikel 22.

Indien ook de wettige nakomelingschap van deze Vorstin ontbreekt, gaat het erfregt over op het wettig mannelijk oir van Prinses CAROLINA VAN ORANJE, zuster van wijlen Prins WILLEM DEN VIJFDEN, en gemalin van wijlen den Prins van Nassau-Weilburg, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

Artikel 23.

Wanneer bijzondere omstandigheden eenige veranderingen in de opvolging van den troon noodzakelijk maken, is de Koning bevoegd, daaromtrent eene voordragt te doen, te behandelen op de wijze, ten aanzien van verandering in de Grondwet, in artikel 196, 197 en 199 voorgeschreven.

Artikel 24.

Hetzelfde vindt plaats, wanneer er geen bevoegde opvolger naar deze Grondwet bestaat. Is de opvolger niet benoemd of ontbreekt hij bij overlijden des Konings, dan geschiedt de benoeming door de Staten-Generaal, daartoe in dubbelen getale bijeengeroepen, in vereenigde zitting.

Artikel 25.

In de gevallen in artt. 21, 22, 23 en 24 omschreven, wordt de troonopvolging geregeld naar de bepalingen van artt. 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19.

Artikel 26.

De Koning kan geen vreemde Kroon dragen, met uitzondering van die van Luxemburg. In geen geval kan de zetel der Regeering buiten het Rijk worden verplaatst.

Flag Counter



Free counter and web stats



2 thoughts on “Volledige aanklacht m.b.t. erfopvolging!

  1. Interessant, maar je aanklacht staat dubbel op de pagina.
    los daarvan vind ik een koningshuis zowieso achterhaald en niet bij een democratie passen.
    Maar goed, wij zijn dan ook een verkapte monarchie.
    Ze hebben nog steeds alle touwtjes in handen, de adel en de bankiers. Dat moet maar eens afgelopen zijn. Ze dragen nergens iets aan bij.
    Weg met de monarchie, en de nep-oranjes !!
    Tijd voor een echte democratie. Met vrije media, zodat we ook echt kunnen kiezen.

    Jij bent lang zo gek nog niet, Erwin.
    Maar goed, geen enkele gek zou ook de gouden koets uitkiezen om een waxinelichtje naar te gooien…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>