Wilhelmus

Het Wilhelmus is een Republikeins Geuzenlied (Les Geaux)

Veel Nederlanders begrijpen de tekst niet goed, omdat het gaat om oud-Nederlands, daarom hier een uitleg:

Wilhelmus van Nassouwe ben ik van Dietsen Bloed.
Den Vaderland getrouwe blijf ik tot in den Dood.
Een Prince van Oranje, IL PRINCIPE DE ORANGE, de Heerser van Oranje
[Een democratisch gekozen vorst en/of heerser van het graafschap Oranje in Zuid-Frankrijk]
Vrij Onverveerd, dus KONINGSVRIJ EN SOEVEREIN
[immers waren Koningsvrijen in vroeger tijden Germaanse burgers vrij en soeverein om de eigen Koning democratisch te verkiezen, in het Latijns aangeduid met LIBERI COLONI in geschriften]
Den Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd

Alle echte Prinsen (en democratisch gekozen stadhouders der Republiek der Verenigde Nederlanden t/m 1702) waren namelijk democratisch gekozen stadhouders en vooral Republikeinen tegen elke vorm van dictatuur, erfopvolging en adel, dus ook tegen alle valse principes van dictator Koning Willem I, die in 1813 – 1815 getracht heeft een absolute dictatuur in te stellen via het Absoluut Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden.

Zie ook het boek “Oranje Bastaarden” van Hanno de Jongh en het boek van Eilert Meeter inzake Willem I, Willem II, kranten, koningen en kerkers!

Elk land heeft een volkslied, een lied dat gewoonlijk wordt gespeeld bij plechtige gelegenheden als staatsbezoeken, herdenkingen en internationale sportwedstrijden. Het Nederlandse volkslied heet het Wilhelmus en is vernoemd naar het onderwerp van het lied: Willem van Oranje.

Deze Willem van Oranje leefde tussen 1533 en 1584 en geldt als de “vader des vaderlands”. Die naam heeft hij verdiend omdat hij de Nederlandse opstand tegen Filips II, de koning van Spanje aanvoerde. Willem van Oranje was eerst stadhouder van Filips II in Nederland, een soort dienaar van de koning. Filips wilde als koning alles te zeggen hebben en vervolgde mensen die niet katholiek waren. Willem van Oranje was het daar helemaal niet mee eens en kwam in opstand tegen zijn eigen koning.

Het Wilhelmus is voor Willem van Oranje geschreven en probeert zijn opstand tegen de koning (wat in die tijd best erg was) te verklaren. De schrijver van dit lied, van wie we niet precies weten wie het is, zegt eigenlijk dat Willem altijd zijn best heeft gedaan Filips II zo goed mogelijk te dienen, maar dat hij uit liefde voor het vaderland niet anders kon dan in opstand komen. Het Wilhelmus maakte dus eigenlijk reclame voor Willem van Oranje, om zo de bevolking achter hem te krijgen. Dat was niet overbodig, want het was niet zo dat alle mensen in Nederland de kant van Oranje kozen.

De tekst van het Wilhelmus is rond 1570 geschreven op muziek die al bestond. Het bestaat uit 15 coupletten en dat is niet toevallig. Als je de eerste letter van elk couplet van de oude versie neemt, krijg je de letters W.I.L.L.E.M. V.A.N. N.A.S.S.O.V., Willem van Nassau dus, een andere naam voor Willem van Oranje.

De muziek is van iets minder edele afkomst: het is een soldatenliedje dat zijn oorsprong heeft in Frankrijk.

Met zijn 430 jaar is het Wilhelmus het oudste volkslied ter wereld. Toch is het niet altijd het Nederlandse volkslied geweest. Tot in de negentiende eeuw waren er zelfs helemaal geen volksliederen en toen er wel een moest komen koos men voor een ander lied. Later vond men het Wilhelmus toch beter bij Nederland passen en in 1932 werd dit dan ook het officiële Nederlandse volkslied. En dat is het tot op de dag van vandaag nog steeds

Volledig Wilhelmus:

Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.

Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.

Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben ‘t u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in ‘t eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.

Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vreden
mijn edel bloed gewaagd.

Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.

Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.

Als David moeste vluchten
voor Sauel den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.

Na ‘t zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.

Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.

Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.

Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.

Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.

Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
‘t zal hier haast zijn gedaan.

Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid

Flag Counter



Free counter and web stats


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>